Graag informeren wij u enkele malen per jaar kort en op praktische wijze over actuele pensioenontwikkelingen in de wet. Veel leesplezier.


Pensioen – focus bij overnames
Ook pensioen heeft bij overnames de nodige aandacht nodig. Voor de overnemende partij geldt dat zij vooraf onder andere wenst te weten wat de risico’s zijn en hoe de stand van de financiering, vóór en na toepassing van de nieuwe en deels reeds wettelijk ingevoerde financiële opzet, voor pensioenuitvoerders is. Dat gebeurt vooraf in het ‘due diligence’ – onderzoek. En voor de overgenomen partij is ook van belang te weten wat er staat te gebeuren.

Ontegenzeggelijk moet het onderwerp pensioen ook worden meegewogen bij de keuze voor het type overname. Er zijn grofweg drie type overnames: de bedrijfsfusie, de aandelenfusie en de juridische fusie. Daarbij is ook de inhoud van de rechtsrelatie met het pensioenfonds of pensioenverzekeraar van belang.

Daarnaast is het relevant of en in hoeverre er wettelijk en contractueel ruimte is voor aanpassing van een lopende pensioenregeling en of er ruimte is bijvoorbeeld voor een switch naar de pensioenuitvoerder van de overnemende partij. Wie zijn de uitvoerders? Een bedrijfstakpensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of een pensioenverzekeraar? Eventueel kan of moet vooraf worden geanticipeerd op mogelijke complicaties in het kader van de harmonisatie van de pensioenregelingen na overname. Een idee is soms een Multi OPF, te weten één pensioenfonds voor meerdere bedrijven.

Andere even zozeer essentiële issues zijn bijvoorbeeld: evt. dreiging van verplichtstelling(en) bedrijfstakpensioenfonds zonder mogelijkheid tot dispensatie daarvan, medezeggenschap, de organisatie van de communicatie met de medewerkers.

Kortom, bij een eerste idee, bij een eerste verkennend onderzoek of bij een begin van voornemen van een bedrijfsovername, moet duidelijk worden welk pensioen-‘vlees’ de betrokken bedrijven in de kuip hebben.

Van Miltenburg houdt zich ook actief bezig met overnames en is daarvoor lid van M&A aan de Maas. Dit is een Rotterdams gezelschap van mensen met diverse disciplines die zich met overnames bezighouden.

Wilt u dat de heer Van Miltenburg over of naar aanleiding van dit artikel contact met u opneemt?


Nieuw Financieel Toetsingskader
Per 1 januari 2015 worden de pensioenverplichtingen van pensioenfondsen anders gewaardeerd, en wel onder andere met meer buffer. De betreffende wetgeving is vlak voor het einde van vorig jaar tot stand gekomen. In normaal Nederlands betekent dit veelal dat de premies relatief omhoog moeten en dat de waardevastheid van pensioen en bijbehorende indexaties op een ‘nog lager pitje’ komen te staan. Ook de aard en samenstelling van beleggingen moet worden aangepast. Fondsen hebben daarvoor wel een aantal maanden bedenktijd gekregen.

Pensioenverzekeraars baseren hun premies soms nog op oude en dus (te) lage tariefstellingen. Indien een verzekeringscontract afloopt, zal ook de pensioenverzekeraar de premiestelling naar boven moeten bijstellen. Dit geeft wederom druk op de sociale partners. Zij moeten namelijk beoordelen of de door de pensioenuitvoerder benodigde premies nog passen binnen de loonruimte. De afgelopen jaren hebben sociale partners zich al moeten beraden over verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 (vanaf 2014) en verlaging van de pensioenopbouw per jaar vanaf 1 januari 2015.

Voor werkgevers, werknemers en pensioenuitvoerders is het nieuwe financiële toetsingskader een ‘rechtsfeit’. Het is daarbij van belang de betreffende besluitvormingstrajecten tijdig goed in- en op te zetten en door te voeren..

Wilt u dat de heer Van Miltenburg over of naar aanleiding van dit artikel contact met u opneemt?


OR in geval van een collectief verzekerd pensioen
Tot voor kort maakten alleen bij een pensioenregeling bij een verzekeraar werkgevers en werknemers afspraken over het pensioen, zoals over het vaststellen, wijzigingen en intrekken daarvan. Daarbij kwam natuurlijk ook de ondernemingsraad (OR) aan bod. In andere woorden: indien sprake was van een door verzekeraar of door een zogeheten premie pensioen instelling ‘PPI’ uitgevoerde pensioenregeling en indien het verzekerde pensioen niet bij CAO was overeengekomen, dan moest de OR met de vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenregeling instemmen (art. 27 WOR).

Voor de goede begripsvorming: de vereiste goedkeuring OR staat formeel los van de vereiste instemming van de individuele werknemer. De werkgever is in beginsel vrij in zijn keuze van de verzekeraar. De door de wet geïnitieerde wijzigingen op pensioengebied vallen natuurlijk buiten het spectrum van de OR.

Concreet: in een bedrijf zonder CAO gaan werkgever, OR en werknemers over de inhoud van de pensioenregeling en gaat de werkgever in beginsel over de keuze van pensioenverzekeraar en pensioenverzekering. Het niet hebben van een CAO is, qua besluitvorming rond pensioen, een heel lastige situatie voor een werkgever. Dit is bijvoorbeeld te ondervangen door eenzijdige wijzigingsbedingen ten gunste van de werkgever, een CAO van toepassing te verklaren (incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomst) of de OR bij voorbaat bevoegd te verklaren om namens werknemers over pensioen te beslissen.

Zeer ingewikkeld wordt het indien de werkgever zaken in de pensioenregeling wenst te wijzigen die ook oud-werknemers treffen. Denk bijvoorbeeld aan de indexatie. Daarop is de OR sowieso niet van toepassing. Verder laten we hier deze situatie buiten beschouwing.

Omgekeerd: gelukkig is instemming van de OR juist ook een juridische waarborg dat de individuele werknemers een wijziging van een regeling niet gemakkelijk kunnen weigeren. Dat is een toegevoegde waarde van een OR en in het belang van de onderneming.

Wijziging van een pensioenregeling moet op goede wijze langs de OR worden geloodst. De OR vervult in termen van verwerving van draagvlak een belangrijke functie. De OR mag echter niet over de ‘volledige breedte’ meebeslissen. In de praktijk is dit vaak een valkuil. Daarom moet bijvoorbeeld de voorwaardelijke aanvraag van de werkgever aan de OR tot instemming van een zogenaamd voorgenomen besluit inzake pensioen zo ‘strak’ mogelijk worden geformuleerd.

Tot zover niets echt nieuws. Echter, voor regelingen bij een pensioenfonds verandert er qua OR wel een en ander. Zie het artikel hierna.

Wilt u dat de heer Van Miltenburg over of naar aanleiding van dit artikel contact met u opneemt?


OR bij een ondernemings- en bedrijfstakpensioenfonds
Met ingang van dit jaar is de invloed van de OR op het pensioen bij wet uitgebreid. Artikel 27 WOR is uitgebreid. Pensioenregelingen die worden uitgevoerd door een ondernemingspensioenfonds (OPF), een niet verplicht bedrijfstakpensioen of, voor het ‘vrijwillige deel’, ook door een bedrijfstakpensioenfonds (BPF), horen vanaf 1 januari jl. ook op de vergadertafel van de OR thuis.

De OR heeft sinds begin 2015 van de wetgever alsdan instemmingsrecht gekregen ten aanzien van de vaststelling of intrekking van een pensioenovereenkomst, oftewel ten aanzien van de inhoud van een pensioenregeling.

De goede lezer valt op dat ‘wijzigingen’ van een regeling niet worden genoemd. Dat klopt. Alleen bij het opstarten en stoppen van een pensioenregeling bij een pensioenfonds heeft de OR medezeggenschap. De OR heeft wettelijk eveneens geen inspraak verworven ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst met een pensioenfonds. Dat is en blijft wettelijk het terrein en domein van de werkgever.

De facto dreigt soms overlap (lees stagnatie in de besluitvorming) indien sociale partners bij CAO de inhoud van een pensioenregeling wensen overeen te komen.

In de praktijk zal ook bij fusies en harmonisaties met deze nieuwe bevoegdheden van een (C)OR rekening moeten worden gehouden. Dit vereist sterke en strakke focus en ‘guidance’ aan de voorkant van dergelijke trajecten.

Gelukkig treft bedoelde wettelijke uitbreiding van de bevoegdheden van de OR niet het MKB, zo is de verwachting.

Wilt u dat de heer Van Miltenburg over of naar aanleiding van dit artikel contact met u opneemt?


Actuariële berekeningen
De rekenvoorschriften van de overheid voor allerlei actuariële berekeningen zijn ook dit jaar weer gewijzigd. Bijvoorbeeld met betrekking tot de te hanteren rentevoeten. Een hogere rente betekent lagere verplichtingen en lagere lasten en vice versa.

Bedoelde berekeningen hebben onder andere betrekking op de waardering van het pensioen van een directeur – grootaandeelhouder in de eigen werkmaatschappij, in de holding of in apart pensioenlichaam, maar ook op berekeningen van evt. pensioenschade van ontslagen werknemers resp. op actuariële berekeningen rond scheiding.

Ook de functie van een berekening speelt daarbij een rol: gaat het om fiscale dan wel de commerciële waardering. Mogen de nieuwe en gunstige rekenrentes van de Raad van de Jaarverslaglegging (RJ) worden toegepast ? De RJ heeft onlangs goedgekeurd dat de rente van een bedrijfsobligaties mag worden gehanteerd. Deze is beduidend hoger dan de fiscale marktrente.

Wilt u dat de heer Van Miltenburg over of naar aanleiding van dit artikel contact met u opneemt?


Mr. Bart Jan van Miltenburg is een gespecialiseerde pensioendeskundige met een juridische, fiscale, bedrijfseconomische en actuariële achtergrond. Hij werkt persoonlijk, is onafhankelijk, bemiddelt niet in verzekeringen en verkoopt geen financiële producten.
Vragen? Neem gerust contact met ons op:
010 – 529 05 66 of info@miltenburg-pensioen.nl.