Dé gewetensvraag van het nieuwe pensioenstelsel:

In het midden- en kleinbedrijf lopen nog veel verzekerde beschikbare pensioenregelingen, en wel op basis van een leeftijds-AF-hankelijke premie. Daaronder ook ICT-bureaus en advocatenkantoren die een dergelijke pensioenregeling voor hun medewerkers in loondienst hebben. Deze premie wordt vervolgens belegd in een pensioenbeleggingsfonds. En met het opgebouwde kapitaal wordt op pensioendatum levenslang pensioen aangekocht.

In het kader van de Wet toekomst pensioenen (ingevoerd per 1 juli 2023) moeten ook deze pensioenregelingen worden aangepast. Uiterlijk per 1 januari 2028. Zo moet er één leeftijds-ON-afhankelijke premie komen. Ook voor het partner- en wezenpensioen gaan er zaken veranderen.

Bedrijven staan voor een tweespalt
De Pensioenwet (art. 220e) biedt de mogelijkheid, in het kort, om de leeftijds-AF-hankelijke premie voor huidige deelnemers aan te houden, en dan alleen voor nieuwe deelnemers de vlakke leeftijd-ON-afhankelijke premie in te voeren. Maar er kan ook worden gekozen om ook voor huidige deelnemers de nieuwe vlakke premie in te voeren. En hen dan eventueel te compenseren. Deze keuze van “220e” zou men ter zake, zeer wel als de meest wezenlijke gewetensvraag in dit kader kunnen zien. Kiest men voor bescherming van bestaande deelnemers, of voor vernieuwing over de gehele linie?

Nog wat uitleg
De vlakke premie zal in de regel het gemiddelde zijn van de huidige leeftijds-AF-hankelijk premies. Bijv. de huidige staffel loopt van 8% premie voor een 18-jarige op naar 32% voor een 66-jarige medewerker. Bij hetzelfde ambitieniveau zal de nieuwe beschikbare pensioenpremie gemiddeld dan dus ergens rond de 20% komen te liggen (8% + 32% delen door 2).

Een “vlakke” premie betekent dan dat jonge deelnemers in de toekomst behoorlijk meer pensioen zullen opbouwen dan nu nog het geval is. En dat de oudere deelnemers juist minder pensioen gaan opbouwen dan in hun huidige beschikbare premieregeling. De mensen ouder dan zeg 45 jaar hebben dan een dubbel nadeel. En minder premie en minder beleggingsopbrengst. Bij een vlakke premie is er wel gelijke beloning en uniformiteit binnen een bedrijf. Het hoeft wettelijk niet, maar een werkgever kan de oudere medewerkers tijdelijk op allerlei wijzen compenseren hetgeen, needless to say,  geld kost.

Conclusie
Dit alles heeft verstrekkende consequenties voor de financiële lasten van een onderneming, voor de pensioenopbouw van de huidige en toekomstige medewerkers, qua inspraak en zeggenschap van de kant van de medewerker(s) en fiscaal (o.a. art. 38r Wet op de loonbelasting). De rechter heeft onlangs alvast bevestigd dat het hier gaat om een wijziging van de pensioenvoorwaarden. Kortom, de lat ligt hoog. Wilt u weten wat wanneer wijsheid is en wenst u onafhankelijk advies (technisch of juridisch), neem dan gerust vrijblijvend contact op.


Formulier website of 010 – 529 05 66.

Mr. Bart Jan van Miltenburg
Onafhankelijk pensioendeskundige met ruim 25 jaar ervaring.